Teleurstellend onderzoek naar de relatie elektromagnetische velden en gezondheid

De wetenschapsorganisatie Zorgonderzoek Nederland – Medische Wetenschappen (ZonMW) heeft met een budget van €16,6 miljoen voor 8 jaar onderzoek gefinancierd naar een mogelijke relatie tussen blootstelling aan EMV en gezondheid. De conclusies in de aanbevelingsbrief van het bestuur aan de minister: ‘er zijn geen aanwijzingen verkregen dat blootstelling aan EMV een risico vormt voor de gezondheid’. Bureau Technopolis schreef eenkritisch Evaluatierapport. Conclusie: het probleem van elektrogevoeligheid is met dit onderzoekprogramma voor het probleem EHS nauwelijks verhelderd.

Lees:   A. Het ZonMW programma Elektromagnetische velden en Gezondheid

             B. Onze visie op kwaliteit en relevantie

             C. De rol van de Stichting Elektrohypersensitiviteit (Stichting EHS)

A. Het ZonMW programma EMV en Gezondheid

In de jaren na de eeuwwisseling was er nogal wat commotie over de komst van zendmasten. Sommige mensen die in de buurt woonden werden ziek, naar velen aannemen door de straling die van zendmasten af komt. Actiegroepen probeerden de komst van masten om gezondheidsredenen tegen te houden, dan wel ze te verplaatsen. Er was zoveel onrust onder de bevolking dat de overheid met plannen kwam om de gemoederen tot bedaren te brengen. De overheid vond dat van gevaar geen sprake kon zijn zolang de sterkte van de elektromagnetische velden (EMV) onder zekere normwaarden bleef. Door betere voorlichting zou de onrust wel verminderen, was de gedachte. Hoewel, in de wetenschappelijke commissie werd daarop door een enkeling gesteld dat dit geen leidend thema voor een wetenschappelijke onderzoek kan zijn.

Voor alle duidelijkheid: in dit verband gaat het om effecten in voor EMV gevoelige personen die wel op te vatten zijn als ‘vage ‘ gezondheidsklachten. Daaronder vallen slaap-, concentratie- en geheugenproblemen, hoofdpijn, oorsuizingen, depressies en vele andere. Medisch gezien zijn het ‘somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) en er is geen eenduidige diagnose voor de toestand van ‘elektrohypersensitiviteit’ (EHS). Deze effecten van EMV zijn van een andere orde dan die welke op het genoom inwerken en kankers en tumoren doen ontstaan. Radiofrequente EMV worden om die reden door de International agency for research on cancer (IARC) van de WHO gerekend tot de risicocategorie 2B: mogelijk kankerverwekkend.

Historische terugblik

In 2006 werd door ZonMW het programma Elektromagnetische velden en gezondheid opgestart. Als doel daarvan gold als volgt:

“The aim of the programme is to enhance the Dutch knowledge infrastructure in the field of electromagnetic fields and health. This should eventually ensure that the Netherlands has one or more scientific authorities in this field. Ultimately, our enhanced knowledge of EMF should help clarify their positive and negative health effects. The research infrastructure was set up in such a way that it makes a high-quality contribution to the international research effort. Communications on the programme and the results of the research are produced in close collaboration with the EMF&H Knowledge Platform[1]. Er werd een fonds van €16,6 miljoen beschikbaar gesteld, te besteden over en loopduur van 8 jaar.

Naast het stimuleren van onderzoek zouden er ook drie tijdelijke hoogleraarsposten ingesteld worden om kennis te genereren en te consolideren. Daarnaast zou er een Programmacommissie komen om projecten te selecteren en een Begeleidingscommissie om de kwaliteit van het werk te volgen en waar nodig te verbeteren.

Taak van de Programmacommissie

De Programmacommissie werd ingesteld om de wetenschappelijke koers te bepalen en de selectie van ingewachte projectvoorstellen uit te voeren. Daartoe werd de inschrijving opengesteld voor onderzoekgroepen die een gedegen programma van projecten konden overleggen. De PC maakte de selectie op basis van de vraagstellingen 4 thema’s: epidemiologie. biologie, technologie en sociologie.
Van belang is dat deze commissie het zonder verdere richtlijnen moest doen en eigen prioriteiten kon stellen. Uitnodigingen om voorstellen voor onderzoekprojecten in te dienen gingen uit naar de academische wereld, vrijwel zonder indicatie waaraan die projecten qua vraagstelling aan moesten voldoen. Dat leverde een bonte verzameling op van op zich goede projecten, maar er was weinig sprake van samenhangende aandachtsgebieden. Ondergetekende heeft een paar goede instituten bezocht om hen te bewegen hun relevante kennis ter beschikking te stellen en een projectaanvraag in te dienen. De respons viel tegen, onder meer omdat men er van uit gingen dat EMV sowieso geen gevaar opleverden: het ontmoedigende overheidsbeleid had blijkbaar zijn werk gedaan.

Er zijn in totaal 59 projecten toegekend, vele personen – waaronder diverse promovendi – hebben er hun krachten aan gegeven, vier hoogleraren zijn op tijdelijke basis aangesteld (Peter Zwamborn, Hans Kromhout , Ronald Kanaar en Gerard van Rhoon). In 2015 is de subsidiering beëindigd, al faseren enkele projecten pas over een paar jaren uit.

Publicaties zijn verschenen in vrijwel uitsluitend wetenschappelijke tijdschriften; heel zelden zijn er berichten geschreven die voor de bevolking waren te begrijpen. Binnen het Kennisplatform EMV&G zijn bij enkele gelegenheden onderzoekprojecten toegelicht, maar van brede uitwisseling van kennis was geen sprake. Ook ZonMW heeft weinig meegewerkt aan het toegankelijk maken van de gevonden resultaten (mijn interpretatie). Er waren relatief weinig discussiemogelijkheden in perioden waarin projecten nog konden worden bijgestuurd. Aan de ambitie van kennisverbreding is nauwelijks tegemoet gekomen. De bevolking is er nauwelijks door beroerd.

Verdeling van middelen

Projecten onder de titel van Epidemiologie kregen gezamenlijk 48% van het budget; Biologie 23%; Technologie 22% en Sociologie 7%. In dit consortium werkten mee: UU (€7,9m), RIVM (€2,0m), EUR (€2,0m), VUA (€1,1m), WUR (€1,4m), UVA (€74k), RUN (€70k), en RUG (€50k).

Resultaten

Voor de publicaties, raadpleeg de site van ZonMW [1].

1. Thema Biologie. Hierin werd o.a. gewerkt aan de projecten:

  • DNA schade en eiwitsynthese
  • Reacties van het immuunsysteem (op 2 plaatsen)
  • Embryonale ontwikkeling
  • Ontwikkeling en gedrag van de honingbij
  • Behandeling van depressie
  • Neurotoxiciteit op embryonale cellen

In grote lijnen is uit dit thema weinig schokkends gekomen: nauwelijks of geen verstoringen van processen door blootstelling aan EMV. Drie belangrijke uitzonderingen:

  • In de Wageningse universiteit (WUR) vond Lieke Golbach (groepen van Kemenade en Savelkoul) dat bepaalde cellen van het immuunsysteem tijdens een aanval van bacteriën in verhoogde staat van paraatheid weden gebracht. De vrijmaking van neutrofiele extracellulaire traps (NET) wordt door LF EMV verhoogd bij cellen die gestiumleerd zijn door vrije radicalen (ROS). Langdurige verhoging van NET leidt tot weefselschade en ontwikkeling van autoimmuunziektes. Hoewel NET’s dus inderdaad gebruikt worden bij bacteriële infecties in het lichaam, worden ze onafhankelijk van zo’n infectie verhoogd door EMV, wanneer er sprake is van verhoogde ROS activiteit. Je kunt dus veronderstellen dat wanneer iemand een door comorbiditeit geactiveerd stress/immuunsysteem heeft, de LF velden (met HF ruis) effect heeft op NET’s.
  • In de groep IRAS en RUU te Utrecht (groep Kromhout) werkten Lotte van Nierop en Kristel Schaap aan dreigende gezondheidsproblemen rond MRI apparatuur. Dit wegens de zeer sterke magnetische gelijkstroomvelden die daar heersen. MRI werkers krijgen reversibele aspecifieke symptomen (duizeligheid, coördinatie, concentratie, evenwicht, cognitie). Deze belangrijke uitkomsten zijn nog niet eerder gerapporteerd; de blootstellingsnormen zijn direct aangepast.
  • In de RU te Groningen werden patiënten met depressies behandeld met kortdurende magnetische pulsjes aan de hersenen, met hoopvolle verbeteringen van hun conditie (Ruud Kortekaas).

2. Thema epidemiologie

Hier was vooral samenwerking tussen RU Utrecht en het Institute for risk assessment studies (IRAS) o.l.v prof Kromhout. In grote lijnen is er uit het veldwerk weinig resultaat gekomen dat de mensen met elektrostress steun biedt. Bij sommige mensen die in de buurt van zendmasten of hoogspanningslijnen wonen heerst een zekere bezorgdheid over gezondheidsschade. Echter, bij de vraag van Irene van Kamp of de ernst van deze bezorgdheid te correleren is met de afstand tot deze stralende voorzieningen is geen verband gebleken. Opgemerkt moet worden dat bij de uitwerkingen geen rekening is gehouden met de elektronica die mensen thuis bezitten en die nog sterker dan masten op afstand de gezondheid kunnen beïnvloeden.

Ook bij kinderen is nagegaan in hoeverre het slaapgedrag beïnvloed wordt door de nabijheid van zend- en elektriciteitsmasten. Dat blijkt niet het geval. Maar ook hier is geen rekening gehouden met de aanwezigheid van stralende apparaten in huis die de slaapgewoonten hebben kunnen beïnvloeden.

Personeel dat in de ruimte voor een MRI scanner loopt, doorloopt een sterk statisch magnetisch veld. Dat beïnvloedt het evenwichtssysteem van sommigen. Het advies is langzaam te lopen teneinde niet op te vallen. (zie boven).

3. Thema Sociologie

De angst die mensen lijken te hebben voor EMV blijkt volgens de onderzoekers (prof. Danielle Timmermans) niet te zijn geassocieerd met de sterkte van EMV van telefoons en andere stralers waar mensen zeggen last van te hebben, maar met hun gebrek aan kennis omtrent de (geringe) gevaren van EMV. Om mensen gerust te stellen zou de overheid dus beter over risico’s moeten communiceren dan tot nu toe gebeurt.

4. Thema Technologie

Er zijn relatief veel middelen gegaan naar de ontwikkeling van nieuwe manieren om velden te meten (‘dosimetrie’). Daaronder valt ook blootstellingsapparatuur voor kleinschalige bestralingsexperimenten. Met computeranimaties is nagegaan in hoeverre kinderen straling op andere wijze accumuleren dan volwassenen. Door de geringere afmetingen moeten correcties op bestaande berekeningsmodellen worden uitgevoerd.  Ook is geïnvesteerd in MRI apparatuur, o.a. om beter te kunnen nagaan of het bestudeerde weefsel door de blootstelling aan de krachtige velden van de nieuwste generatie van MRI scanners onacceptabele warmteproductie zou geven.

B. Visie op kwaliteit en relevantie van het programma

Beoordeling van kwaliteit en relevantie van het programma

Nu het programma bijna is beëindigd, is het bureau Technopolis |Group| te Amsterdam gevraagd de kwaliteit en relevantie van de projecten in dit program te beoordelen. Dat resulteerde in het ‘Final report’: Programme evaluation electromagnetic fields and health (EMF&H [2]. De bronnen die men daartoe gebruikte zijn de verschenen publicaties, congresmededelingen, samenwerkingsverbanden, en ook de enquêtes die men hield met betrokken personen rond het programma.Van dit rapport is door ZonMW een uitgebreide samenvatting van gemaakt [3].

Uit de samenvatting van het originele rapport enkele alinea’s kritiek:

“Het programma heeft een aantal belangwekkende nieuwe inzichten opgeleverd in eventuele effecten van EMV op de gezondheid. Enkele biologische studies wijzen op een mogelijke link tussen blootstelling aan EMV en effecten op het immuunsysteem, wat wellicht aanleiding kan geven tot verder onderzoek. De meerderheid van de biologische studies heeft echter geen significante aanwijzingen opgeleverd waaruit zou blijken dat, bij dagelijkse blootstelling binnen de vastgestelde limieten, EMV een risico voor de gezondheid vormen. Waardevolle bevindingen komen ook uit onderzoek naar beroepsblootstelling bij, onder meer, MRI technici. Deze studies hebben bijgedragen tot een verbetering van de MRI veiligheidsrichtlijnen. Sociologische studies hebben aanbevelingen opgeleverd voor betere strategieën voor risicocommunicatie. Een klein aantal projecten is nog niet afgerond, terwijl voor enkele anderen de definitieve resultaten nog niet beschikbaar zijn. 

De kwaliteit van de uitgevoerde projecten was ovehet algemeen redelijk tot goed, alhoewel van enkele projecten de wetenschappelijke, dan wel maatschappelijke relevantie als gering wordt beschouwd. Het was niet de insteek van het programma om rechtstreeks invloed uit te oefenen op de publieke zorgen rond blootstelling aan EMV, anders dan door onderzoek te ondersteunen dat beter inzicht zou moeten verschaffen in mogelijke gezondheidsrisico’s.

Het is niet eenvoudig vast te stellen of het programma desalniettemin een dergelijke invloed heeft gehad. In nationale media en op het Internet is er nauwelijks berichtgeving geweest over het programma of de binnen dat kader uitgevoerde projecten, waardoor het onwaarschijnlijk is dat het programma van grote directe invloed is geweest. Nu de meeste onderzoeksprojecten zijn afgerond, liggen er echter voor ZonMw kansen om een groter publiek te bereiken door middel van het opstellen van publieksvriendelijke samenvattingen van (onderdelen van) het programma. Daarnaast kan het, in samenspraak met het EMV Kennisplatform, zorg dragen voor communicatie van de programmaresultaten naar de media.

Algemene conclusie

Er kan vastgesteld worden dat het programma een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de versterking van de EMV&G onderzoeksinfrastructuur in Nederland, alhoewel de duurzaamheid hiervan op de langere termijn vermoedelijk beperkt zal blijken. Daarnaast heeft het programma bijgedragen aan hoogwaardig onderzoek dat op diverse  gebieden waardevolle nieuwe inzichten heeft opgeleverd. Zonder het programma zouden de meeste van deze projecten zeer waarschijnlijk nooit zijn uitgevoerd.”

Mijn toelichting op de sociale relevantie van het programma

Sommige onderzoekers en werkleiders klaagden dat ze ‘op zoek waren naar een naald in een hooiberg’, zonder dat er misschien überhaupt een naald was. Dat toont de gretigheid waarmee sommige groepen naar de subsidies uitzagen, zonder zelf al een goede vraagstelling te hebben.

De achtergrond van het programma was na te gaan of er bij blootstelling aan EMV gevaar voor de gezondheid zou kunnen ontstaan. In provocatieproeven is nooit onomstotelijk bewezen dat mensen ziek kunnen worden door blootstelling aan een van de aangeboden EMV. Dat er elektrogevoelige personen bestaan was velen van de onderzoekers duidelijk, maar vraagstellingen werden geformuleerd op een manier waarbij naar ons inzicht geen goed antwoord kon worden gekregen. En zeker geen antwoord op de vraag in hoeverre kwalijke effecten op de gezondheid konden ontstaan. In de volgende passage van het rapport wordt dat duidelijk gesteld:

“Some members of the EMF Focus Group of the Knowledge Platform have also expressed discontent with the, in their view undue, emphasis some studies placed on psychological factors as an explanatory or contributing factor to EHS. In their perception, the research performed within the programme has shown insufficient alignment with the specific needs and concerns of people with EHS”.

Er was in het programma sprake van enige internationale afstemming, vooral in de epidemiologische groep. De associatie met de EHS opponent G.J. Rubin uit UK met de groep Kromhout/van Kamp zal hiermee bedoeld worden. Deze Engelse psycholoog laat geen gelegenheid onbenut om op basis van zijn persoonlijke opvattingen bekend te maken dat het probleem EHS niet bestaat en in elk geval niet is aan te tonen volgens de gangbare methoden.

Communicatie en publicistische activiteit

Tot een hechte communicatie met het publiek is het niet gekomen. Wat naar buiten kwam was de indruk dat de discussie over de EMV-EHS relatie sterk gepolariseerd is: er zijn voor- en tegenstanders van een verband. Zie deze passage uit het rapport:

“Overall, most researchers interviewed agree that the scientific community has been starkly divided on the issue of whether or not EMF can cause health effects and that the debate between the different camps has often been heated. At the same time, many of them feel this is not necessarily harmful and that, in fact, science benefits from such critical thinking and discussion, provided the tone of the debate remains sufficiently civil. Despite this polarisation, researchers interviewed indicated they experienced sufficient room for open scientific dialogue”.

De aandacht van de pers voor dit onderzoekprogramma was relatief gering.

C. De rol van de Stichting Elektrohypersensitiviteit (Stichting EHS)

Langer dan de loopduur van dit ZonMW programma is de stichting geïnteresseerd geweest in de vormgeving en uitvoering van dit programma, maar heeft daar geen invloed op kunnen uitoefenen. De eerste voorzitter van de programmacommissie was ongeveer als eerste Nederlander door ondergetekende van het probleem van EHS op de hoogte gesteld. Maar wellicht door onbegrip of ongeloof in effecten van EMV op de mens, heeft de Cie onderzoek naar negatieve aspecten in de gezondheid geen prioriteit gegeven. Door actieve opstelling binnen het Kennisplatform EMV&G zijn wetenschappers in de stichting wel uitgenodigd zitting te nemen in de eerder genoemde Begeleidingscommissie, de eerste jaren door ondergetekende, daarna door drs. Jos Timmer uit het bestuur. In die commissie is op enig moment commotie ontstaan door de manier waarop sommige commissieleden jongere onderzoekers (promovendi) bejegenden en druk uitoefenen om indicaties voor mogelijke EMV invloeden op hun systemen af te zwakken. Een van de betrokken personen is om die reden door het ZonMW bestuur berispt en is uitgetreden.

Laat in het programma is er nog een project van Anke Huss gestart dat aanvankelijk tot doel had een diagnosemiddel voor EHS voor huisartsen te ontwikkelen. Dat programma is herschreven om te kunnen onderzoeken in hoeverre mensen in staat zijn blootstelling aan een EMV naar hun keuze te kunnen ‘voelen’. Ons is gevaagd daar via onze ledenlijst vrijwilligers voor te leveren die verklaarden elektrogevoelig te zijn en zich aan een test te onderwerpen. We hebben aan die vraag voldaan.

Helaas hebben we geen invloed kunnen uitoefenen op het ontwerp van de provocatietest: we zouden het andere hebben aangepakt. Naar de ervaringen van elektrogevoelige deelnemers bekeken kleven er grote conceptuele bezwaren aan uitgangspunten en opzet van deze proeven.

Het testsignaal was een digitale replica van het EMV dat uitgestraald wordt door een viertal uiteenlopende bronnen, hoogfrequente zenders en laagfrequente velden uit apparaten in de huishouding. De resultaten zijn nog niet bekend, de proeven lopen nog door tot het eind van 2015. Sommige van de deelnemers vertelden ons dat zij de vereiste score van 8 goede antwoorden uit 10 provocatieperioden niet hebben gehaald. We vrezen dat geen van de deelnemers die drempel zal hebben gehaald die toegang geeft tot vervolgexperimenten.

Afsluitend symposium op 26 mei 2015

Tenslotte hebben we enkele malen kort de gelegenheid bij bijeenkomsten gehad onze standpunten kort uiteen te zetten. Voor het laatst bij discussies tijdens de grote programmabijeenkomst in Utrecht, op 26 mei 2015 [4]. De meeste sprekers hielden nogal afstand van onze opvattingen over de relatie EMV en gezondheid / EHS. In de discussies nadien kregen we toch regelmatig bijval vanuit de zaal. De dagvoorzitter Christian Portier sloot de dag af met een ‘spel’ waarbij deelnemers via een draadloos antwoordapparaat konden aangeven of ze het met de geponeerde stellingen eens of oneens waren. De laatste stelling was ‘dat er GEEN aanwijzingen gevonden zijn die het gevolg zijn van blootstelling aan laagfrequente velden’. De meerderheid van de panelleden en de grote meerderheid van de andere aanwezigen stemde ontkennend. Bijna 92% van de aanwezigen vond dat laagfrequente EMV nadelige gezondheidseffecten konden hebben. Daarmee was de stemming gezet. De EHS heeft zich een discussieplaats verworven. Naar onze opvattingen betekent dat dat er bij deze gelegenheid een kantelpunt in de welles/nietes discussie is bereikt. Naar we hopen zal hiermee een einde komen aan de felle polarisatie tussen voor- en tegenstanders, opdat de goede argumenten nu op reële waarde kunnen worden geschat.

Vooruitblik

Meerdere wetenschappers hebben volgens het rapport verklaard het EMV terrein te willen verlaten; de heilloze polarisatie in opvattingen over de schadelijkheid van sommige EMV heeft daar naar wij weten aan bijgedragen. Als er al een voortgezette financiering voor dit programma komt, dan heeft Technopolis, bij navraag onder de stakeholders, wel een paar suggesties:

  • “The most frequently suggested need for further study concerns electrohypersensitivity. Proposed approaches range from studies into possible link between EHS and neurological disorders and the role of chronic stress, to studies into the effectiveness of treatment interventions for people suffering from symptoms attributed to EHS.
  • Continued work on further elucidation of occupational risks from exposure to static fields (MRI) and how to mitigate these.
  • Potential use of EMF for therapeutic applications, such as in treatment of depression or cancer. Potential applications for cancer treatment involve EMFinduced hyperthermia or electroporation of cells, whereas neurotherapeutic applications are based on transcranial magnetic stimulation. Both types of applications require EMF exposure at dosages greatly exceeding normal exposure levels. They may, however, offer valuable new insights into potential mechanisms of action for impacts of EMF at the cellular level.
  • Development of improved risk communication protocols”.

Ons bevalt uiteraard vooral het eerste aandachtspunt: studie naar EHS. Wie dat zo geformuleerd heeft, heeft het begrepen! In weerwil van wat overheden ons willen doen geloven, zijn er legio mogelijke aangrijpingspunten voor onderzoek naar zg. non-thermische effecten: effecten van EMV waarbij warmteontwikkeling van weefsels geen rol speelt. De bottleneck ligt in de toegankelijkheid van weefsels in het centrale zenuwstelsel die verantwoordelijk zijn voor de verschijnselen van ‘elektrostress’ die verantwoordelijk zijn voor het malaisegevoel van betrokkenen. Dat vergt complex onderzoek, veel samenwerking en financiering op wat langere termijn. Deskundigheid op de multidisciplinaire componenten van dergelijk onderzoek is er genoeg. Het is te betreuren dat deze weg niet al in eerste instantie was ingeslagen bij het begin van dit ZonMW programma.

Terugblik

Terugkijkend bevestigt dit rapport wat we gedurende de looptijd van het programma al hadden bedacht, nl. dat de opzet van het programma en de keuze van deelnemende personen of groepen niet gekozen waren om het wezen van het verschijnsel EHS of hinder van EMV te onderzoeken en doorgronden, maar juist om gedachten daaraan te onderdrukken. Sommige projecten hebben binnen hun belangstellinggebied goed werk afgeleverd. Andere echter, vooral de epidemiologische, waren blijkbaar opgezet om de aandacht voor nadelige EMV effecten af te leiden en problemen van getroffen personen toe te schrijven aan psychologische en psychische invloeden. Dit is een gemiste kans om door kritische projectkeuze klaarheid te brengen in het belangrijke probleem van overgevoeligheid voor elektromagnetische velden.

 Referenties

1. Algemene informatie over het programma EMV&H van ZonMW. http://www.zonmw.nl/en/programmes/electromagnetic-fields-and-health-research/general-information/

2. Technopolis 2015. Programme evaluation electromagnetic fields and health (EMV&H).

http://www.zonmw.nl/uploads/media/Evaluation_report_EMF_H_by_Technopolis_2015.pdf

3. Programme evaluation electromagnetic fields& health (EMF&H). Aanbiedingsbrief van het rapport van Technopolis van de voorzitter van de Programmacommissie, Prof. Dr. Jean Savelkoul. http://www.zonmw.nl/uploads/media/20150622_Letter_from_PC_Evaluation_EMF_H.pdf

4. Electromagnetic field and health research. Verslag van het door ZonMW op 26 mei j.l. georganiseerde symposium in Utrecht. Hierin korte samenvattingen van de lezingen en een paar korte filmimpressies van wetenschappelijke inleiders en deelnemers. http://publicaties.zonmw.nl/symposium-emv/

Hugo Schooneveld, adviseur van de Stichting EHS

Wageningen, 7 november 2015

 

Afbeelding uit Programme evaluation Electromagnetic

Fields & Health (EMF&H), Rapport door bureauTechnopolis